Nellie, 1936
De harde wind doet de temperatuur om het nog onbeschutte huis op de bult dalen tot ver onder het vriespunt. Buiten sluit mijn opa de blinden terwijl Jan binnen de borgpennen vastzet. Koude lucht komt door de gaten. De kachel trekt het maar net. Opa besluit dat Nellie, de waakhond, bij hoge uitzondering, niet buiten hoeft te blijven. Het dier zou dood vriezen en dieven zijn er met dit uitzonderlijke weer toch niet op pad. Hoewel Nellie een goed karakter heeft, zit ze altijd aan de ketting. Opa wil niet dat zijn klanten zich bedreigd voelen door een loslopende hond. Maar soms verschijnen er gasten op de bult die het op het gereedschap voorzien hebben en dan biedt een waakse hond uitkomst.
Deze avond loopt het halfverkleumde dier achter opa aan naar binnen en zoekt een plekje in de toch al overvolle huiskamer. Er wordt besloten de kachel aan te laten en alle deuren op de benedenverdieping open te laten zodat de drie slaapkamers daar wat van de warmte mee krijgen. Vooral de kamers met de ramen op het noordoosten zullen het zwaar te verduren krijgen.
De jongens trekken nog eenmaal hun jas aan en gaan naar het urinoir, buiten achter het prieel. De meiden kunnen binnen terecht op de houten plee met deksel. Na het avondgebed gooit Herman de kachel nog eens vol. Dan gaat iedereen naar bed.
Langzaam wordt het stil in huis. Nellie vindt een plek bij de kachel. Met de lampen uit en de blinden dicht zou het aardedonker moeten zijn, maar een klein lichtgevend kruisje zorgt er voor dat je je richtingsgevoel niet verliest. Met de snuit plat op de grond loert Nellie de kamer in. Dus dit is binnen.
De veel te klein woonkamer met de grote tafel in het midden en forse stoelen er omheen. In de nis naast de kachel de luie stoel van opa en in de tegenoverliggende hoek de stoel van oma. Vandaaruit kan ze naar de radio luisteren, naar muziek, nieuws en betuttelende programma's. In die hoek hangt ook de telefoon. Een van de weinige in Vorden. Tel.no.: 12. Zo kan de wereld dit klein kamertje binnenkomen. Voor Nellie is de telefoon niet belangrijk. Nellie weet niets van telefoon. Ze is blij dat de slaapkamerdeur van opa openstaat. Dat geeft haar nog iets gevoel van ruimte. Nee, dit is allemaal veel te klein. Maar het is hier warm en dat vergoedt veel. Langzaam verliest de wind in kracht en gaat uit eindelijk liggen, maar Nellie kan haar draai niet vinden.
In het donkerrood houten ledikant zijn opa en oma al snel in een diepe slaap gevallen. De pyama tot bovenaan dicht, de handen onder de dekens, de deur naar de verwarmde kamer open. Zo is het net te doen. In opa's slaap komen de beelden van de afgelopen weken weer voor de geest. Geldzorgen, de opvoeding van de vele kinderen. De varkenshandel die door de aanhoudende koude terug is gelopen en de hoge stookkosten. De oudere kinderen redden zich al, maar de jongere lopen nog in de korte broek. In de verte klinkt het geblaf van een hond. Door alle beelden heen. Opa begrijpt het verband niet. Dat heb je met dromen.
In de slaapkamer ernaast slaapt Marie en nog een kamer verder ligt Jan.
Bij Hartman de bakker aan de overkant gaat zoals iedere ochtend om vier uur de wekker. Hartman weet dat hij snel bij de warme oven zal staan en dat hij dan geen last meer heeft van de venijnige kou, die het vroege opstaan zo onaantrekkelijk maakt.
Maar naast het geluid van de wekker is er een ander geluid dat hem allert maakt. Autogebrom. Er is in heel Vorden maar een handjevol auto's. De weg is weliswaar een doorvoerroute maar op dit tijdstip is het altijd stil, bedenkt hij en loopt naar de voordeur. Had hij maar een van de blinden open gelaten dan had hij door het raam kunnen kijken. Nu moet hij de ijzige kou in. Aan de overkant bij Steenbreker op de bult staan twee ziekenauto's en een personenauto. Zoveel auto's heeft Hartman nog nooit bij elkaar gezien aan de Ruurloseweg.
`Ik werd wakker met een koud hoofd. Langzaam drong het tot me door dat de hond aan mijn gezicht zat te likken. Ik wou haar wegsturen maar dat lukte niet. Ze liet zich niet wegsturen en ik merkte dat ik nauwelijks kracht had. Anna reageerde niet en ineens werd me duidelijk wat er aan de hand was: Kolendamp!
Ik verzamelde mijn krachten en trok het schuifraam omhoog zodat er iets tocht door de blinden kwam. Ik opende deuren, ramen en blinden terwijl ik de rest probeerde te wekken. Jan en Marie gaven geen teken van leven. Anna was duf.. De ambulances brengen ze naar het ziekenhuis in Zutphen. De dokter zegt dat ze het waarschijnlijk wel zullen halen. We zijn net op tijd wakker geworden.'
Toen hij naar binnen liep zag hij Nellie en haalde het dier aan. Dankbaar aaide hij het dier over de kop en zei: `Jij hoeft nooit meer aan de ketting, jij krijgt de vrijheid'
Jan kwam de volgende dag alweer thuis, Marie drie dagen later.
Geen van beiden echter zou Nellie weerzien. Die was de eerste ochtend van haar vrijheid enthousiast de straat opgerend, regelrecht onder een van de weinige auto's die Vorden rijk was.
naar boven